Cler. Luik, A.I. 1420-1439 (1418-1440) Den Bosch Heer Jan Osman behoorde tot een Bossche korenkopersfamilie. Zijn vaders naam wordt echter nooit vermeld. Een Jan Osman wordt van 1396 tot 1417 vermeld als zoon van Peter Osman, die vóór 1396 overleed, en van een zekere Yda, die in 1417 nog in leven was. Genoemde Peter was een zoon van Willem Osman junior. Deze laatste bezat een huis in een straatje bij de Korenbrug, tussen het Minderbroedersklooster en de Korenmarkt (de Kruisstraat). Hij overleed in 1391 of 1392 en had behalve Peter nog vijf kinderen: Willem, Jan, Mechtelt, Weyndelmoet en Agnes. Van deze kinderen wordt Weyndelmoet in 1391 vermeld als vrouw van Jan Reymbrant en Agnes in 1407 als weduwe van Jan Strick. Hun broer Willem overleed vóór 1396 en liet een zoon achter die eveneens Willem heette. De naam Osman werd ook overgenomen door de kinderen van Jan Alarts, zoon van Alart sPapen van Tricht, en van een zekere Hille Osmans die in 1391 als Jan Alarts' weduwe voorkomt. Drie van deze kinderen waren: Claes, Arnt en Hubrecht. Arnt wordt in 1399 vermeld als korenkoper en overleed vóór 1412. In dat jaar wordt Lysbeth, dochter van Roelof vander Haghen, vermeld als zijn weduwe. Hubrecht Osman was getrouwd met Geertruyt, dochter van Henric, natuurlijke zoon van heer Arnt van Luyssel. Henric komt tevens voor onder de naam Henric sDekenssoen van Helmont. Hubrecht wordt in 1410 nog vermeld als weduwnaar van Geertruyt. Hij had een zoon Jan die vóór 1440 overleed en die getrouwd was met Lysbeth, dochter van de slager Jan Aelbrecht Gielissoen. Lysbeth maakte op 22 april 1461 ten overstaan van heer Daniel vanden Steenacker (nr.372) haar testament en gaf daarin onder meer te kennen dat ze begraven wilde worden in het Minderbroedersklooster. Haar zoon Adam Osman werd in 1441 geëxcommuniceerd omdat hij een clandestien huwelijk was aangegaan met Geertruyt, dochter van Cornelis Rutghers van Ophemert. 1) Heer Jan vervaardigde tussen 1420 en 1439 een vijftal notariële akten in Den Bosch. Op 25 januari 1420 beoorkondde hij samen met Jacop Groy alias Loyer (nr.153) de incorporatie van de kerken van Geffen en Nuland bij het kapittel van de St.Jan en op diezelfde dag of kort erna ook de installatie van de nieuwe rector van Nuland. Op 14 juli 1433 schonk Yda, dochter van Dirc Batensoen, ten overstaan van hem in zijn woonhuis bij het St.Janskerkhof een erfcijns aan de prior van het Hollandse Huis bij Geertruidenberg. Als getuigen traden daarbij op heer Jan Pauweter (nr.308) en heer Jan van Dommelen (nr.84). De akte werd geïngrosseerd door heer Philips van Boningen (nr.60). Dezelfde was op 11 augustus 1438 als getuige aanwezig toen de executeurs-testamentair van Jan van Os, kanunnik van de St.Lambertus te Luik en van de St.Jan in Den Bosch, ten overstaan van heer Jan vier missen stichtten aan een altaar in de St.Jan. Ten slotte maakte heer Jan nog een akte op waarin zowel het testament van Engbert Willems vanden Nieuelaer daterend van 14 oktober 1438 als de overdracht van een legaat daaruit daterend van 20 november 1439 zijn opgenomen. Verder had hij in 1422/23 ook al 2 Rijnsgulden en 16 stuivers van de O.L.V.-broederschap ontvangen voor het maken van een grosse van de stichtingsakte van een kapelanie. Deze akte is echter niet bewaard. 2)
Van 1418 tot 1438 wordt heer Jan vermeld als absent rector van de kerk van Eersel en als absent rector van het altaar van de H.Geest in Oisterwijk. In 1420 liep er aan de Romeinse Rota een proces naar aanleiding van een geschil tussen heer Jan en de abt van Echternach over de eigendom van de novale tienden van Eersel. Aan dit proces kwam een einde toen heer Jan en de abt op 4 december 1420 te Luik een minnelijke schikking aangingen. Op 11 februari 1421 was heer Jan nog steeds in Luik. Hij betaalde er toen namens Henric Wailde, clericus van het bisdom Keulen, de leges voor diens admissie tot een altaar in Someren. Doorgaans resideerde heer Jan echter in Den Bosch waar hij kanunnik was van de St.Jan. In het Bosch' protocol wordt dominus Johannes Osman voor het eerst als kanunnik genoemd op 23 juli 1423 maar volgens Kievits bezat hij zijn prebende al sinds 1413. Kievits vermeldt tevens dat heer Jan op 17 maart 1441 een testament maakte waaruit bleek dat heer Jan krachtens zijn prebende gehouden was bepaalde missen te lezen. In het Bosch' protocol is echter al op 17 januari 1441 sprake van de executeurs-testamentair van quondam dominus Johannes Osman. Zijn jaargetijde wordt in het obituarium van de St.Jan vermeld onder 8 november zodat hij op 8 november 1440 zal zijn overleden. Heer Jan Osman werd in de St.Jan begraven vóór het altaar van St.Crispinus en St.Crispinianus. Uit de rekeningen van de O.L.V.-broederschap blijkt ten slotte dat heer Jans bediende Mariken heette. Marye, her Jan Osmans maeght placht te wesen, overleed in 1446/47 als lid van de broederschap. 3)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1178, fo.389v (juni 1390); RA 1179, p.259 (28 juni 1391), p.433-434 (13 dec.1392), RA 1180, p.459 (30 juni 1396), RA 1181, p.421 (13 juni 1399), RA 1182, fo.42v (1399/1400), RA 1183, fo.320v, 389v-390r (1403/04), RA 1185, fo.196v (29 aug.1407), RA 1186, fo.429v-430r (1408/09), RA 1187, fo.404r-v (1411/12), RA 1189, fo.65v, fo.144r (1414/15), RA 1190, fo.50r, fo.80r (1416/17), fo.236r (8 aug.1417), RA 1292, fo.505r (1422), RA 1194, fo.130r (4 mrt.1424), RA 1197, fo.388r (1428), RA 1203, fo.143r (1433), RA 1209, fo.63r, fo.68r (1439), fo.41v (7 febr.1439), RA 1211, fo.128v (29 dec.1440), RA 1213, fo.246v (1443), RA 1225, fo.22r (1455), RA 1232, fo.151r (1461/62), RA 1234, fo.28v (1465); Van Rooij, Het oud-archief, II 61 nr.215, 108-109 nrs.395 en 396; GAH, THG 1417a (16 jan.1407); GAH, UMGH 7 (9 Jan.1433); IVR 409 (rekening Tafel van de H.Geest), 1455/56 (erfgoed aan de Huls van Aert Osman); Bijlage II 372.7, vgl. 32.3; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, II 8; Zie ook: Hens e.a., Mirakelen, 466 nr.265 (Willem Osman, getuige bij wonderverhaal op 28 sept.1383); Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, I 406, II 247, III 154 (Arnd Osman, clericus, lid O.L.V.-Broederschap in 1384). |
2. | Bijlage II 60.21, 293.1 t/m 293.5; OLVB, band 1, fo.148r (1422/23). |
3. | Juten, Consilium, 76, 222; Habets, "Fragment", 255; Bijsterveld, Laverend, II 473 nr.402; RALUX, AGL, A XXIX, fo.3v-5r (4 dec.1420); Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 240; GAH, RA 1193, fo.217r (23 juli 1423), RA 1194, fo.75r (22 mrt.1424), RA 1196, fo.21r (24 dec.1426), RA 1197, fo.15v (3 jan. 1426), RA 1204, fo.273r (8 juli 1434), RA 1211, fo.296r (17 jan.1441); AAB II, hs. Kievits, p.13, p.17; Schutjes, Geschiedenis, IV 235; Bijlage II 157.15.1, |
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 166